ABARTH

De Schorpioen die Italië liet Brullen

Er zijn merken die auto’s bouwen. En er zijn merken die emoties bouwen. Abarth behoort zonder twijfel tot de laatste categorie. Klein van formaat, maar groot van karakter. Het logo? Een schorpioen. Niet voor niets. Want elke Abarth – van de klassieke 595 tot de moderne 124 Spider – is een auto die prikt, snijdt, blaast en bijt. Dit is het verhaal van een merk dat het onmogelijke wilde bewijzen: dat je uit iets kleins iets magisch kunt halen.

Een Man met een Droom: Carlo Abarth

Zoals bij veel legendarische automerken begint het allemaal bij één man met een visie. Carlo Abarth, geboren in Wenen in 1908, was een man die zich nooit neerlegde bij het idee van ‘voldoende’. Zijn motto: “Go faster than yesterday. Win more.” Als jonge ingenieur had hij een fascinatie voor snelheid – niet alleen in rechte lijn, maar ook in hoe techniek tot het uiterste kon worden geperst.

Na wat successen in motorsport en techniek verhuisde hij in 1945 naar Italië. Hij koos Turijn als thuisbasis – toevallig ook de bakermat van Fiat. In 1949 richtte hij samen met coureur Guido Scagliarini het bedrijf Abarth & C. op. Het doel: sportuitvoeringen bouwen van bestaande modellen, en vooral… ze sneller maken.

Zijn eerste creatie was de Abarth 204 A, gebaseerd op een Cisitalia 204. Het was een raceauto – licht, scherp, compromisloos. En meteen succesvol: Tazio Nuvolari won er zijn laatste race mee.

Het imago was gezet: Abarth stond voor prestaties, klank, karakter – en vooral voor pure passie.

De Jaren ’50: Kleine Auto, Groot Geluid

In de jaren vijftig begon Abarth aan een legendarisch pad: het tunen van Fiat-modellen. Carlo wist dat Italianen van snelheid hielden, maar niet altijd het geld hadden voor een Ferrari of Maserati. Dus nam hij de bescheiden Fiat 500 en 600, stripte ze tot op het bot, stopte er krachtigere motoren in, monteerde sportuitlaten, en gaf ze een scherp uiterlijk.

De Abarth 750 GT Zagato was een van de eerste iconen. Gebaseerd op de Fiat 600, maar met een lichtgewicht aluminium koetswerk van Zagato – compleet met de iconische ‘double bubble’-daklijn – was dit een ware raceauto voor op straat.

Het echte succes kwam echter met de Abarth 595, een getunede versie van de klassieke Fiat 500. De 595 zag eruit als een 500, maar klonk als een sportwagen. Een kleine stadsauto met het hart van een vechter. Het werd een verkoopsucces en een cultheld op het circuit.

De slogan “Abarth, a car that wins” was geen loze belofte. In de jaren ’50 en ’60 behaalde Abarth meer dan 10.000 overwinningen in diverse klassen – van heuvelklims tot endurance races.

Uitlaten, Geld en Glorie

Een groot deel van Abarth’s commerciële succes zat in iets wat elke autoliefhebber herkent: geluid. De sportuitlaten die het merk produceerde voor Fiat-, Lancia- en zelfs Porsche-modellen werden razend populair. Niet alleen omdat ze voor betere prestaties zorgden, maar vooral omdat ze auto’s een stem gaven – een brul, een rasp, een gebrul dat kippenvel veroorzaakte.

Carlo begreep dat auto’s meer zijn dan cijfers. Ze zijn beleving. En hij verkocht die beleving – letterlijk – in duizenden uitlaten per maand. Daardoor bleef het merk financieel gezond, ook wanneer de raceresultaten eens tegenvielen.

De Jaren ’60: Grootsheid in Miniatuur

In de jaren zestig groeide Abarth uit tot een van de meest gerespecteerde namen in de motorsport. De merknaam was zo sterk geworden dat Fiat besloot om nauwer samen te werken. Abarth werd steeds vaker het officiële sportlabel van Fiat. Ze bouwden rallyauto’s, circuitwapens en zelfs recordbrekende prototypes.

Een van de hoogtepunten was de Abarth 1000 SP – een lichtgewicht raceauto met middenmotor die zowel op bochtige circuits als op rechte stukken excelleerde. Ook modellen als de Abarth OT 1300 en Abarth Simca 1300 GT oogstten lof en overwinningen.

Tussen 1956 en 1966 brak Abarth meer dan 100 snelheids- en uithoudingsrecords. Op het circuit van Monza, in de Italiaanse bergen, op zoutvlaktes – de schorpioen liet overal zijn angel achter.

Maar aan het eind van het decennium begon de wind te draaien.

De Overname door Fiat

In 1971 verkocht Carlo Abarth zijn merk aan Fiat. Niet omdat hij het wilde, maar omdat de markt veranderde. De kosten van racen stegen. De regelgeving werd strenger. En kleine, onafhankelijke tuners kregen het moeilijk.

Fiat nam het merk over en integreerde het in zijn eigen motorsportafdeling. Carlo zelf ging met pensioen. Zijn nalatenschap leefde voort, maar de ziel van het merk werd meer en meer opgeslokt door de grotere machine die Fiat was.

Toch bleef Abarth in de jaren ’70 en ’80 actief in de rallywereld. Ze waren nauw betrokken bij de ontwikkeling van de Fiat 131 Abarth Rally, een beest dat in handen van coureurs als Markku Alén en Walter Röhrl meerdere titels binnenhaalde – inclusief het Wereldkampioenschap Rally (WRC).

Abarth was op dat moment minder een merk voor op straat en meer een motorsportdivisie. Het logo verdween langzaam uit het straatbeeld, maar bleef leven op de stoffige rallypaden.

De Vergetelheid van de Jaren ’80 en ’90

De jaren ’80 en ’90 waren geen gouden tijden voor Abarth. Het merk werd teruggebracht tot een sticker op sommige sportieve Fiat’s – zoals de Uno Turbo of de Punto GT – maar het schorpioenensymbool raakte op de achtergrond. Voor veel jonge autoliefhebbers was Abarth in die tijd een naam uit de geschiedenisboeken, geen levend merk.

Carlo Abarth overleed in 1979, op 71-jarige leeftijd. Hij maakte de teloorgang van zijn geesteskind gelukkig niet volledig mee. Zijn naam verdween echter nooit helemaal. Bij verzamelaars, liefhebbers en puristen bleef Abarth een magische klank houden.

En dat bleek genoeg om de schorpioen weer tot leven te wekken.

De Comeback: Abarth als Merk (2007)

In 2007 – bijna 30 jaar na Carlo’s dood – blies Fiat nieuw leven in het merk. Niet als sticker of modelvariant, maar als volwaardig merk binnen de Fiat-groep. Abarth kreeg weer een eigen divisie, eigen engineers, eigen modellen.

De herintroductie begon met de Abarth Grande Punto – een pittige hatchback met 150 pk en een ongefilterd randje. Maar de echte klapper kwam een jaar later, met de Abarth 500. Gebaseerd op de retro Fiat 500, maar met turbo, stuggere vering, aangepaste versnellingsbak en natuurlijk: die kenmerkende sportuitlaat.

Het werd een sensatie. Opeens wilde iedereen een Abarth. Jongeren, oldschool raceliefhebbers, zelfs mensen die nooit eerder aan sportauto’s dachten. De Abarth 500 was klein, snel, fel, luidruchtig – en vooral: speels.

Vanaf 2010 begon Abarth ook met limited editions, zoals de Esseesse, de 695 Tributo Ferrari, en later de 595 Competizione en 695 Biposto – stuk voor stuk auto’s met meer vermogen, meer karakter en een brutere uitstraling.

Abarth Wordt Lifestyle

Wat Abarth zo bijzonder maakt, is dat het méér is dan alleen een sportieve Fiat. Het is een attitude. Abarth-rijders zijn trots. Ze groeten elkaar, ze komen samen bij clubs, ze wringen hun 180 pk door bochten alsof het 400 is. Ze leven voor dat schorpioengevoel: lichtgewicht, luid, alert, en een tikkeltje giftig.

Het merk begon ook evenementen te organiseren – zoals de jaarlijkse Abarth Days – waar duizenden fans samenkomen om hun passie te vieren. De Abarth-community werd een familie.

Nieuwe Wegen: De Abarth 124 Spider

In 2016 verraste Abarth opnieuw, met de 124 Spider. Gebaseerd op de Mazda MX-5, maar volledig aangepast door Abarth: een scherpere motor, agressiever geluid, stijver chassis en natuurlijk… die kenmerkende styling.

De 124 Spider was een ode aan de klassieke Abarth roadsters van de jaren ’60 en ’70, maar met moderne flair. Helaas bleef het model maar kort in productie – het paste niet helemaal in het economische plaatje van FCA. Maar de fans koesteren hem nog steeds als een van de puurste Abarth-modellen ooit.

Naar de Toekomst: Elektrisch, maar met Ziel?

In de jaren 2020 ontkomt ook Abarth niet aan elektrificatie. In 2023 introduceerde het merk de Abarth 500e, de eerste volledig elektrische Abarth. Het was een gewaagde stap – want hoe vervang je het kenmerkende gebrul van een verbrandingsmotor door iets… stil?

Het antwoord: sound generators, direct stuurgedrag, lage gewichtsverdeling en Abarth-waardige acceleratie. Meningen zijn verdeeld – puristen missen het gebrul, anderen prijzen de evolutie. Maar één ding is duidelijk: de schorpioen is nog lang niet dood.

Conclusie: De Kleine Reus met de Grote Muil

Abarth is nooit een merk voor de massa geweest. En dat moet het ook niet willen zijn. Het is een merk voor liefhebbers. Voor mensen die geloven dat rijden niet alleen functioneel, maar ook emotioneel moet zijn. Voor wie het gaspedaal geen pedaal is, maar een toegangspoort tot geluk.

Carlo Abarth’s filosofie leeft voort in elke 595, elke 695, en zelfs in de elektrische 500e. Het draait niet om de snelste tijd van 0 tot 100. Het draait om de glimlach die je onderweg maakt. En om het hart dat sneller klopt bij elke brul, elke bocht, elke prik van de schorpioen.